Op oudjaarsdag 2006 had ik een spetterende ontmoeting met een vriendin. Zij had de laatste maanden van 2006 in bijzonder moeilijke persoonlijke omstandigheden doorgebracht en toen ik op oudjaarsdag m’n nieuwjaarswensen bij haar in de bus deed, en meteen haastig door wilde gaan naar de oliebollenkraam omdat ik bang was dat hij ging sluiten, kreeg ik de wind van voren. Met alle kracht die hartverscheurend verdriet met zich mee kan brengen, kreeg ik woorden, waarvan deze me het helderste bijbleven:
“Je moet je laten ZIEN, Joke!”.
Van de weeromstuit heb ik op Nieuwjaarsdag, toen ik alle andere kaarten langs ging brengen, overal aangebeld om
de mensen onder ogen te komen die ik m’n nieuwjaarswensen bracht. Voor straf. Er stond veel wind die dag en ik ging op de fiets, om de energie vorm te kunnen geven die met de gekregen woorden was meegekomen.
De storm was nog niet weggewoed, toen ik onderweg naar mijn moeder – op de weg van Stompetoren naar Hoorn – een kudde zwanen tegenkwam, die de wind trotseerden: opstegen en weer landden met als achtergrond de groteske wolken die voortgejaagd werden. Dit werd de achtergrond bij de eerste foto met haiku als verslaglegging van mijn dansmeditaties.
Eind 2009 begon ik aan een clownsopleiding, omdat in de studie van het laten zien zelfs de kleinste dingen zich uitgenodigd voelden om zichtbaar te worden en extra ogen hielpen.
Tijdens een clownsoptreden in de Kleine Houtstraat in Haarlem, ontstond het gedicht over de Hoedanigheid van het Weer, die me het antwoord gaf op de vraag “Waarom zien ze me niet?”