Met cijfers schrijf je in een meer compacte taal, dan met letters. Er zijn er tenslotte maar 10 van in plaats van de 26 die we gebruiken om woorden mee te vormen. Tien symbolen om het leven mee te beschrijven.
Als je het goed beschouwt, is alles in de tijd te tellen. De eerste keer dat je iets deed of iemand ontmoette. Met een tweede keer dat je datzelfde doet of diegene ontmoet, heb je al een lijn gemaakt. En krijg je zicht op hoe iets wat je hetzelfde kunt benoemen, tóch nieuwe informatie bevat.
Zo verfijn je je ervaringen met elke ontmoeting die je doet. Met cijfers schrijf je een structuur, die deze ontmoetingen kunnen kaderen. En taal kunnen geven voor je eigenste verhaallijn.