Categoriearchief: Vertalingen

Een punt maken

(uit Hallo meneer God… met Anna van Fynnuitgeverij Callenbach)

“Ik geloof dat het grootste compliment dat ik ooit gekregen heb, Anna’s zwijgen was. Die stilte interpreteerde ik als: ‘Kom, je bent intelligent genoeg om de rest zelf uit te denken, dus ga je gang maar.’ Dat deed ik dan ook. Stel je voor, mijn hersengymnastiek liep altijd uit op:’Bedoel je te zeggen dat…?’
Zo ook nu; ik stak van wal:’Bedoel je te zeggen dat …?’ Wat ze bedoelde te zeggen, was dit: als een getal, laten we zeggen ‘zeven’, gebruikt kon worden om zó uiteenlopende dingen te tellen als bankbiljetten en baby’s, boeken en vleermuizen, dan moesten al deze verschillende dingen iets gemeenschappelijks hebben. Een of andere gemeenschappelijke factor die tot nu toe aan onze aandacht was ontsnapt. Wat kon dat zijn?

Dingen hadden schaduwen; en als iets een schaduw had, dan was dit een positieve aanwijzing dat het bestond. Door een schaduw raakte je veel zaken kwijt die je niet kon tellen, zoals de rode kleur en de zoete smaak, en dat was goed, maar je bleef met de vorm zitten. Aan een schaduw zat nog te veel informatie vast.

Omdat schaduwen van elkaar verschilden, moest je kennelijk nog meer gegevens zien kwijt te raken. Aangezien een schaduw nu al een heleboel nutteloze gegevens voor je overboord gooide, was het redelijk om te veronderstellen dat een schaduw van een schaduw nog meer voor je zou laten wegvallen. En dit deed hij inderdaad, maar uitsluitend als je de schimmenfiguur loodrecht op het scherm hield, en dan werden alle schaduwen rechte lijnen. Het feit dat al deze schaduwen in lengte verschilden, was weer iets anders wat je niet wilde hebben, maar de oplossing hiervoor was gemakkelijk. Je laat gewoon alle rechte lijnen een schaduw op het doek projecteren en dan ben je er.

Wat al deze verschillende dingen met elkaar gemeen hadden, het ding dat je werkelijk telde, een getal, was de schaduw van een schaduw van een schaduw, en dat was een punt. Door deze methode was ieder stukje niet te tellen informatie afgevallen. Dit was het. Dit telde je.”

Brainstormmiddag

Vanmorgen zei ik tegen een vriendin:”Ik kan zo hartstochtelijk opzien tegen dit soort dingen.”

Een middag over enthousiasme en dromen, wie wil dat nou niet? En waarom zou ik, expert in verborgen verlangens, daar dan zo hartstochtelijk tegenopzien?

Bij de voorbereiding van deze middag merkte ik m’n aarzeling bij het stellen van doelen, bij het formuleren van verlangens. Omdat ik beroepshalve geformuleerde doelen en verlangens niet vertrouw. Ik ga voor de verborgen verlangens, voor degenen die “meekomen”, al strevend naar het doel. Een variant op “life is what’s happening while you’re busy making other plans”.

Het is niet dat ik niet van doelen houd, het is dat ik bang ben dat ik blind word van het staren naar een doel.

“Vanwaar dit hartstochtelijke tegenopzien?”, vroeg ik mij. Ik wist daar ineens een illustratie van die ik gebruikt heb bij een presentatie in het kader van m’n opleiding. een foto die me meteen duidelijk maakte wat je kunt bedoelen en wat je misschien nooit kon bedenken te willen.

foto Volkskrant juni 2007 (fotograaf vergeten op te schrijven)

Toen ik die foto gevonden had, waren de beelden ineens niet meer te stuiten: ineens wist ik ook weer waar ik nog meer hartstochtelijk tegenop kan zien: leraren. M’n hele leven ben ik verliefd geworden op leraren, waardoor ik alle kennis die ik wilde ontvangen met warme harteklop en vreugdevolle opwinding tot me nam.

Waarmee ik kom tot het doel dat ik mij in deze bijeenkomst kennelijk wil stellen: dat deze middag mijn leraar is…

Vrede

Ik heb een nicht. Ze is de dochter van de zus van m’n vader en haar man, die me hielp bij het eerste vormgeven van m’n loopbaanambitie om “mensen te willen helpen”.

M’n nicht begon in in september 2007 een school, De Vrije Ruimte. Het begon als een lagere school, toen haar kind naar school moest. Ze vond van veel scholen dingen leuk, maar miste ook altijd wat. Dus toen heeft ze het ministerie van Onderwijs opgebeld om te vragen wat je er voor moest doen, een school oprichten. En toen ze de eerste lachers had doorstaan kreeg ze te horen wat ze moest doen. En vond ze 2 andere vrouwen die mee wilden doen.

Ze begonnen dus met 3 vrouwen en 4 kinderen.

Ik ben 9 jaar later bij haar gaan kijken. Inmiddels waren ze 3 gebouwen verder, hadden ze bijna 60 leerlingen van kleuterleeftijd tot middelbare school. De kinderen doen staatsexamens.

In september 2017 bestond de school dus 10 jaar en organiseerden ze een symposium over Vrede. Ik deed daar een dansmeditatie, in het kader van “de kunst van het conflict”. En kreeg een vragenlijst over wat Vrede was voor mij.

  1. Wat is vrede voor jou?

Een CD met daarop 7 nummers muziek.

  1. Wat is er nodig voor vrede?

Een half uur, een muziekinstallatie en ruimte om te dansen.

  1. Hoe denk je zelf dat je kunt bijdragen aan vrede? Wat is jouw rol daarin?

Ik ben een zus. Één van 4. Ik ben begonnen met Vrede samen te stellen door voor elke zus een lied te vinden. Een lied waardoor ik kan dansen op het gevoel dat elke zus me geeft. Dat waren geen liederen van hoeveel ik van ze hield. Dat waren liederen van het verdriet van het missen. Elke zus een eigen verdriet. Ook voor mezelf als zus. Daarna was er nog ruimte voor 3 nummers om het “ieder apart” tot een geheel te maken. Dat is voor de broers. Daarvan heb ik er ook 4.

  1. Voor wie is vrede?

Voor iedereen die het wil hebben.

  1. Wanneer is er geen vrede?

Ik weet niet of er een tijdstip is dat er geen vrede is. Ik snap wel dat ik het soms niet kan vinden, maar ik denk dat het er altijd is.

  1. Is vrede voor iedereen hetzelfde?

De muziek wel, maar de dans niet.

  1. Wanneer of waar (in welke situatie) ervaar je zelf vrede?

Nu. Ik heb Vrede net aangezet, bij het begin van het schrijven van deze antwoorden, en ik hoor nu het lied dat ik voor mezelf gekozen heb. Ik zet hem extra hard en verheug me op m’n favoriete stukje er in. Ooo, en wat vind ik de kleur van de stem van de zanger mooi! Zo laag en bijna trillerig… O, nu gaan ze omstebeurt zingen. En nu samen. En straks gaat het roepen beginnen. Ja! Nu! …. Aaaahhh… daar moest ik even bij meedoen….Om en om… om het hardst roepen…en dat het dan één lied maakt.

  1. Welke andere living value heeft voor jou het meeste met vrede te maken en waarom?

Ik weet niet of het een rijtje erkende waarden is, de living values, maar ik kies er zelf eentje die ik zeker in een rijtje living values voor zou moeten komen: eigenheid.

  1. Wat doe je als je ruzie hebt? Wat gebeurt er met je? Hoe voelt de ander zich?

Ik ontsteek in woorden. Ik heb het voor het zeggen. Totdat ik m’n zegje gedaan heb. En de ander ook. Dan blijf ik achter met kloppend hart. En met de woorden die ik gezegd heb. En die de ander gezegd heeft. Dan ga ik ze vertalen. Alles wat ik gezegd heb tegen de ander. Alles wat de ander gezegd heeft. Wat ik ervan heb kunnen onthouden dan.

Ik vertaal ze zó, alsof ik ze tegen mezelf heb gezegd. Alsof ik ze heel lief tegen mezelf heb gezegd. En dan ga ik kijken of ik er ook iets mee kan doen. Iets wat wéér klopt.

De ander voelt zich net als ik.

  1. Als je aan vrede denk, wie zou je willen interviewen?

Niemand eigenlijk. Ik kan niet zo goed willen interviewen. O, misschien als ik het vertaal. Tussenkijken. Met wie ik zou willen tussenkijken. O, dan weet ik het wel. Met Ton van Schaik. Die heeft me leren tussenkijken, tussen de dingen die gewoon te zien zijn. Hij kan zó tussenkijken, dat iedereen het gevoel heeft meer ruimte te hebben in de dingen die ze doen. Dat geeft een bijzonder feestelijk gevoel van vrede.

  1. Bij welke muziek ervaar je vrede?

You’ve lost that loving feeling van de Righteous Brothers.

Weerstand

lieve Joscha,

Kijk! Dit hoop ik altijd, dat ik dit gewoon de hele dag voor m’n werk mag doen. Woorden uitpluizen, doorlichten, proeven en vertalen.

WEERSTAND!

Om te beginnen: wat ik ten zeerste geloof is dat, als zo’n woord blijft hangen, het precies het juiste woord was. Waarvoor en voor wie, dat weet je maar nooit. Om te beginnen dan maar voor jezelf. Maar dat je voelt dat het tijd is voor andere woorden bij deze beelden, dat snap ik.

Wat ik zo mooi vind van het woord weerstand, is dat het een verbinding met elektriciteit heeft. En elektriciteit: ah! Dat is m’n studiesnoepje. Ooit heb ik het als thema van de week gebruikt (omdat ik iemand “magnetisme” en “elektriciteit” had horen gebruiken als grootheden die door de mens te gebruiken zijn) en toen kwam er bijgaande haiku uit. Tot mijn verbazing. Want ineens verstond ik het woord “stroom” (waar iedereen tegenwoordig maar in wil zijn) weer anders.

Weerstanden worden gebruikt om de stroomsnelheid te beïnvloeden, gecontroleerd door te laten, opdat datgene wat moet functioneren met de stroom deze beter kan verwerken. Je zou kunnen denken dat dat vervelend is, maar ze worden dus expres in elektrische circuits gestopt.

Dus dat is m’n eerste gegeven: dat een mens weerstand gebruikt om z’n tijd te regelen, om het grote doel te dienen: “contact maken” en “aan gaan”.

Taalkundig is het natuurlijk een prachtig ding: “weer stand”. Dat vertelt voor mij dat er ooit stand was, dat die kennelijk is gaan zitten of liggen, maar nu uitgenodigd wordt om weer te gaan staan.

Maar een definitie voor in m’n woordenboek is dat nog niet. Even proeven…

Weerstand is een ontmoeting met angst. En angst is een hele compacte vorm van tijd. Alsof je momenten tot je beschikking hebt, die je te dicht op elkaar hebt gezet. Ik ken maar 2 soorten angst: verlatingsangst en bindingsangst. Verlatingsangst is de angst om een moment te verlaten (dan ben je dus bang en kijkt naar achteren) – bindingsangst is de angst om je met een moment te verbinden (je bent bang en kijkt naar voren, naar het moment dat voor je neus staat).

Nee, dat gaat de verkeerde kant op.

Even maandagavond terughalen. Het gebeurt op het moment dat je aan iemands beweging wilt komen, als je iemand “aan” wilt zetten. En eigenlijk zie ik dat dat ook eigenlijk precies is wat je van ons wilt – de weerstand ontmoeten. Je wilt tot ons doordringen, zeg maar, bijna binnendringen, maar eigenlijk wil je dat wij je dan meteen weer buiten zetten, waarbij we zelf tevoorschijn komen. Waarbij we ja zeggen tegen onze eigenheid, juist als onze eigenheid nee zegt. Ahhh…. hij begint te komen de definitie: hij hoort bij de definitie van de Nee – het is het groeien naar de Ja, de tijd (en VORM!) leren kennen van de eigen Ja.

En ergens onderweg vandaag, dacht ik ook nog dat het met het ritme te maken had, dat je noemde… Maar dat ben ik kwijt, hoe dat was.

Komt misschien een andere keer.

Gaat er iets bewegen bij je, in deze woordenstroom?

Heel veel liefs!!!!

Joke

Jaloezie

Het zat al in me toen ik nog jong was. JALOEZIE! Een prachtige zus die ook nog prachtige dingen kon maken. Waarbij de dingen die ik maakte als prutswerkjes afstaken. Ik bewonderde haar. Er was een tijd dat ik dacht dat ik een hekel aan haar had, vanwege de gemiste aandacht, maar nee, ik moet bekennen dat ik nog steeds verliefd op haar ben.

Het heeft lang geduurd: mijn studie naar haar stille schoonheid, haar vanzelfsprekende creativiteit, en mijn verlangen naar contact met haar.

Maar met vastberaden hand hield ik koers. Ook al had ik geen idee dat ik daar naar opzoek was, toen ik stopte met m’n automatiseringsloopbaan om “uit te zoeken wat ik nou eigenlijk wil”.

De eerste stap daarin was “contact maken met wat ik wil”. Dat begon met een opleiding massage, achteraf gezien een hele trefzekere manier om contact te maken. Het verlangen naar contact maken breidde zich uit naar alles wat een stille schoonheid had. En vanzelfsprekende creativiteit. Dat waren meer dingen dan ik dacht. Zoals agressie, pijn, machteloosheid, wraak en JALOEZIE. Dat ik inmiddels vertaal als “weten wat ik wil”.

Lippenrood

Ooit was ik met m’n clownsschool aan het clownen omdat de Kleine Houtstraat in Haarlem de gezelligste winkelstraat van heel Nederland was. Ik liep weer met m’n grote rol onder m’n arm en zocht zin(nen). M’n clownsjuf gaf me toen een opdracht:”Schrijf maar een gedicht over de hoedanigheid van het weer!”.

Dus ik ging staan en begon te schrijven, ook al wist ik niet wat ik zou schrijven. Het woei pittig, dus ik stond met m’n benen stevig, een beetje wijd, de rol om m’n linkerarm, m’n grote clownstas aan m’n schouder. Eerst schreef ik maar wat het was. En daarna volgde meer:

de hoedanigheid van het weerhoe danig is het weer?

ik vraag het aan de wind
ik ben behoorlijk danig
zegt de wind
wat is behoorlijk?
vraag ik
luister maar
zegt de wind
ik luister
heel goed
nog beter
en hoor het ritme
van m’n vinger
en weet
mijn lippen zijn
nog niet
rood
genoeg

Toen wist ik het. Waarom niemand op me lette, als clown. Waarom iedereen maar voorbij liep. Ik ging m’n lippen stiften.

 

Pijn

“Als je aan het bevallen bent, merk je het wel!” zeiden de vrouwen toen ik zwanger was.

Dus toen ik op een goede zondag, na 35 weken zwangerschap, steeds terugkerende pijn in m’n rug kreeg, begreep ik dat dàt weeën waren en vermoedde ik dat de bevalling begonnen was.

Het duurde de hele dag en een goed deel van de nacht. Ik had me van stoel, naar tafel naar bed begeven. En in bed viel ik zo rond een uur of 3 in slaap.

Toen ik de volgende ochtend wakker werd, voelde ik nog licht de weeën. Maar ik besloot – ondersteund door m’n vaste voornemen om m’n kinderen 38 weken te dragen èn een andere nacht van harde buiken eerder in de zwangerschap – dat dit dus geen bevallen was: als je kunt slapen ben je niet aan het bevallen.

Wel belde ik de gynaecologe, die me ná die nacht harde buiken op het hart had gedrukt om altijd te bellen als ik ongerust was. Ik was frisgedouched, lenzen in, had rustig ontbeten, toen de gynaecologe zei dat ik best even langs mocht komen, zodat ze kon kijken. Geen haast.

Man en ik stapten in de taxi (man’s fiets was net gestolen) en grapten met de chauffeur dat ik nog niet van plan was te bevallen. Maar eigenlijk, op het moment dat ik dat zei, viel me een eigenaardige stilte op in m’n systeem. Ik was naar binnen gekeerd op een manier die ik niet kende. Sereen en kalm en volkomen op mezelf gericht zat ik naast de chauffeur.

In het ziekenhuis aangekomen bleek dat ik 10 centimeter ontsluiting had en nóg wist ik eigenlijk niet dat ik aan het bevallen was. De vliezen werden gebroken,  en nog wist ik eigenlijk niet dat ik aan het bevallen was. M’n kinderen werden met de keizersnee gehaald.

Nog jaren heb ik met verwondering teruggekeken op dit gebeuren, hoe ik toch zó lang niet geweten had dat ik aan het bevallen was.

Pas na jaren ging ik de stilte herkennen, die ik tegenover de taxichauffeur het eerst gewaar werd. En snapte ik dit: het ging niet over de pijn, het weten dat je aan het bevallen bent. Het ging over de stilte.

Ruzie

lichtspinRuzie versta ik als  “ruw zien”, dat een beetje kort afgebekt is. Ruw zien is op zich al een hele opgave en zou eigenlijk juist méér ruimte willen, om scherp te stellen. Maar door het kort afgebekte, zit de schrik er te goed in om er eens lekker voor te gaan zitten.

Daarom geloof ik dat je samen het ruwe zien alleen aangaat, als je samen eerst de harmonie hebt gekend. Werkelijk gekend. Zodat je je steeds kan afvragen:”Maar had ik dàt dan ook niet goed gezien?” en je diep in je hart weet dat het echt was. Je hebt in ieder geval íets goed gezien.

Dàt is de plek waar je het ruwe zien mee naar toe neemt. Malend, malend, net zo lang tot het fijn voelt en je er iets van kunt bakken.